Blus de Geest niet uit!

Op de derde zondag van de advent ‘Gaudete’, ‘vreugde’, roept de apostel Paulus ons op om
de Geest niet te blussen, de Geest die wij in ons doopsel en vormsel hebben ontvangen en
die Christus in ons doet opstaan. Zonder die Geest zouden wij leven zonder kompas, zouden
wij zwalpen van het ene naar het andere en zou alles zonder doel, zonder bestemming zijn.
Heel de advent staat gericht op de komst van Jezus. Wij gedenken zijn eerste komst in
Betlehem en tegelijk kijken wij uit naar zijn wederkomst aan het einde van de tijden. De
lezingen van de Advent roepen ons dan ook op om waakzaam te zijn zodat wij Christus
kunnen zien en ontvangen. Inderdaad, het risico bestaat dat wij Hem niet zien! Johannes de
Doper heeft Hem aangewezen, de herders en de wijzen hebben Hem gezien, maar velen
hebben ‘over’ Hem gekeken. Velen hebben Hem ook niet gehoord, hebben zij stem niet
herkend, hebben Gods Woord laten voorbijgaan. Zo was het toen en zo is het nu!
Alle sfeerverlichting en -versiering ten spijt wordt het verlangen naar Jezus niet groter. Wij
zijn nochtans beter voorbereid dan het volk Gods in het oude verbond. Wij hebben Jezus’ al
ontmoet bij zijn eerste komst. Wij horen zijn woord in het evangelie, wij hebben zijn belofte
dat Hij zal wederkeren. Wij belijden dit ook ieder zondag: én dat Hij gekomen is en dat Hij zal
wederkeren. Wij hebben bovendien zijn Geest ontvangen om dit alles helder en klaar te zien,
te horen en te beleven. Wij hebben dus geen excuses om niet waakzaam en verlangend uit
te kijken naar wie wij zo goed kennen en die ons bovendien zo lief heeft.
Drie kaarsen branden op de adventskrans, branden ze ook in ons hart, in ons leven en in ons
samenleven? Laten we ze niet uitblussen: de kaarsen niet en de Geest ook niet opdat wij
blijgezind op ons doel afgaan: het Koninkrijk van God.