De taal van de verleider

De taal van de verleider

De lezingen van de eerste zondag van de veertigdagentijd staan in het teken van de beproevingen door de duivel. In het evangelie wordt hij ook zo genoemd als Jezus veertig dagen vast in de woestijn en de duivel hem probeert te verleiden. In het boek van de schepping, Genesis, is het de slang, het meest sluwe schepsel die Eva verleidt om van de vruchten van de boom van goed en kwaad te eten.

Wat opvalt is de taal die de verleider gebruikt om zijn slag thuis te halen. Het lijkt onschuldig: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat je van geen enkele boom in de tuin moogt eten?’. Neen, dat heeft Hij niet gezegd! ‘Enkel van de vruchten van de boom die midden in de tuin staat moogt ge niet eten; anders zult ge sterven’, antwoordt Eva. De verleider zet een tandje bij: ‘Gij zult helemaal niet sterven. God weet dat uw ogen open zullen gaan als ge eet van die boom en dat ge dan gelijk zult worden aan God door de kennis van goed en kwaad’. En Eva gaat over stang! De eerste vraag van de slang lijkt onschuldig, maar ze verdraait de waarheid, ze zet ze naar haar hand. De tweede is geen vraag meer, het is een oordeel: ‘Gij zult helemaal niet sterven… God weet dat uw ogen open zullen gaan’. De verleider zet zich op de plaats van de Schepper en dat is allerminst onschuldig.

In het evangelie gebruikt de duivel ook een specifieke taal om Jezus te verleiden, weg van God en om Hem in zijn eigen macht te krijgen. ‘Als Gij de Zoon van God zijt’, zo begint hij tot tweemaal toe. We zullen het op Goede Vrijdag nog horen: ‘Als Gij de Zoon van God zijt, kom dan van uw kruis af’. ‘Als Gij…’ Jezus is de Zoon van God en Hij gaat dan niet op die uitdaging in van de verleider. Hij weerspreekt ze door naar God zelf te verwijzen. Hij wil God niet op de proef stellen en dat is nu juist wat de duivel wel wil. Ook de slang in Genesis is niet geïnteresseerd in Eva, maar wil God raken door zijn schepping teniet te doen. En inderdaad, als Eva en Adam van de vrucht eten, gaan hun ogen open, maar niet om te zien wat God ziet, maar om vast te stellen dat ze naakt zijn, kwetsbaar, schuldig. In het evangelie wil de duivel de nieuwe schepping in Christus teniet doen, hij wil voorkomen dat het paradijs weer open gaat en dat zijn rijk van verdeeldheid voorbij is.

Aan het begin van deze veertigdagentijd mogen wij zien hoe God ons ziet, hoe Hij ons in Christus de ogen opent om bezit te nemen van zijn Rijk van liefde en vrede, van waarheid en trouw. Laten we naar zijn stem luisteren, gehoor geven aan zijn woord, laten wij zijn Zoon volgen die deze gehoorzaamheid tot het uiterste toe volbrengt. Laten we weerstand bieden aan de verleidingen die ook ons ten deel vallen en laten we vooral ook zelf anderen niet verleiden om weg van God te leven want dan pas zullen we echt sterven.