Een persoonlijke vraag

Een persoonlijke vraag

Bij de doopselviering gebeurt het weleens dat de ouders of de peter en meter hun engagement naar hun kindje persoonlijk verwoorden. Je hoort dan hoe gelukkig ze zijn met hun kindje en hoeveel liefde ze ervoor voelen. Je hoort ook wat dit kindje voor hen betekent en hoe zijn hun taak om ervoor te zorgen ernstig nemen. Het kind mag altijd op hen rekenen, ze zullen er steeds voor hem of haar zijn. Ze zijn ouder, peter of meter en die band willen ze met veel zorg en inzet gestalte geven. Vaak wordt er dan een traantje weggepinkt want ze zijn zo gelukkig, gelukkiger dan hun persoonlijke woorden kunnen bevatten.

Ook bij huwelijksvieringen horen we bruid en bruidegom elkaar uit het diepst van hun hart beloftes uitspreken die uitdrukken wat ze voor elkaar betekenen, wie ze voor elkaar willen zijn en nog wel voor altijd.

Dat zijn dan plechtige verbintenissen, maar ook daarbuiten willen we weten wie we zijn en wat we voor elkaar betekenen. We drukken het uit in woorden en in daden, bij speciale gelegenheden en in het leven van elke dag. Het geeft zin aan ons leven, aan ons samenleven, want het drukt uit dat we beminnen en bemind worden en dat is een fundamenteel verlangen waar iedereen naar hunkert. We zijn immers mensen en geen dingen, liefhebbers en geen functionarissen.

Zondag horen wij Jezus ook een persoonlijke vraag stellen aan zijn leerlingen: “Wie zegt gij dat Ik ben?”. Het is een fundamentele vraag en het hele evangelie nodigt ons uit om daarop te antwoorden. We krijgen ook doorheen het evangelie antwoorden uit verschillende hoeken. God zelf openbaart Jezus bij zijn doopsel in de Jordaan als “Dit is mijn veelgeliefde Zoon in wie Ik welbehagen heb”, bij de gedaanteverandering zal God dit nog herhalen. Ook Johannes de Doper, de blinde en zovele anderen die zich tot Jezus wenden, Martha, Maria Magdalena, de honderdman na de kruisdood… allen zeggen ze wie Jezus is. Allen belijden ze Jezus als Gods Zoon, de Messias, de Christus. Er zijn ook andere antwoorden: “Sommigen zeggen Elia, anderen Johannes de Doper die uit de doden is opgestaan”, er zijn er ook die zeggen dat Jezus bezeten, er zijn er zelfs die Hem als misdadiger beschouwen of als een oplichter, als een Godslasteraar… In het evangelie vinden wij veel antwoorden op de vraag wie Jezus is.

Maar de centrale vraag blijft: “Wie zegt gij dat Ik ben”. We moeten ons niet verschuilen achter antwoorden die theologisch juist zijn, ook niet aan antwoorden die ‘men’ geeft vanuit welke betrokkenheid op geloof ook. Jezus vraagt een persoonlijk antwoord, Hij vraagt het aan u en aan mij, rechtuit en van ganser harte. Het is tegelijk gemakkelijk en moeilijk om op zijn vraag te antwoorden. Gemakkelijk want het antwoord moet persoonlijk zijn, je moet er niet voor gestudeerd hebben, je moet er geen onderzoek naar doen! Moeilijk omdat het antwoord een belijdenis is, uitdrukt wie Jezus voor mij is en wat Hij voor mijn leven betekent. Als ik Hem belijd als de Christus, de Zoon van de levende God, zal dit antwoord mijn leven zin geven. Het is een antwoord dat zowel een gave is als een opgave. Zoals geliefden die zich als zodanig voor elkaar bekennen, hun leven in het teken zetten van hun liefde, zich daardoor zullen laten leiden, in lief en in leed. Het is een persoonlijk antwoord waarin met heel mijn persoon in betrokken ben. Een antwoord waar ik mijn leven in leg, een antwoord waardoor mijn leven verandert.

Petrus zal Jezus persoonlijk antwoorden: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”. Dat antwoord zal Petrus’ leven bepalen: hij wordt de rots waarop de Kerk wordt gebouwd. Het is tegelijk een antwoord dat Petrus met vallen en opstaan zal verdiepen. Er is een groot verschil tussen zijn belijdenis nu en zijn ontkenning tot driemaal toe voor de haan kraait! Zo is het ook in ons leven, in ons samenleven, in ons geloofsleven. Wij antwoorden persoonlijk, belijden wie we zijn voor elkaar, en stellen vast tot onze vreugde en ook tot onze schande dat we ons leven niet altijd daaraan laten beantwoorden. De vraag die Jezus ons stelt, zegt niet alleen wie Hij is voor mij, maar ook wie ik ben voor Hem. Of zoals het eerste eucharistische gebed het bidt: “Hij is ons leven”.