Godvergeten?

Godvergeten?

Deze weken worden op de televisie de slachtoffers van het kinder- en machtsmisbruik in de Kerk aan het woord gelaten. Het zijn confronterende getuigenissen door mensen die jarenlang hebben gezwegen. Het is tijd dat de gal gespuwd wordt. Slachtoffer zijn van mensonterende handelingen is al wreed, erover moeten zwijgen is dat ook. Het is confronterend en pijnlijk voor iedereen die het ziet en hoort, hoe kan het ook anders. Sommigen vinden dat dit de Kerk nog meer schade toedient en het ze heeft het al zo moeilijk. Anderen merken op dat het oprakelen van deze zaak ook voor de slachtoffers pijnlijk is en misschien zelfs het heling proces achteruitzet. Weer anderen sluiten zich af en kijken en luisteren niet naar de getuigenissen. Er zijn vele houdingen denkbaar en doenbaar.

Toch mogen wij hier niet in een boogje omheen stappen om onszelf of zelfs de Kerk te sparen. Het kindermisbruik is vreselijk en al komt het overal voor, in de Kerk mag het niet voorkomen. De Kerk is immers niet zomaar een ‘instituut’, een sociologische groep mensen. De Kerk is wezenlijk een familie en nog wel dé familie van Christus. “Wie zijn mijn moeder, mijn broeders en zusters? Het zijn zij die het woord van God horen en er naar handelen”, zegt Jezus. Wij vormen als nieuwe familie zijn levende lichaam, gegrondvest op zijn liefde. Hij heeft er zijn leven voor gegeven, uit liefde. In zo’n familie mag misbruik geen plaats hebben. “Wie een van deze kleinen raakt, het zou beter zijn dat hij met een molensteen om de hals in zee geworpen wordt”, zegt Jezus. Dat is nog straffere taal dan die in de media klinkt.

Jezus zegt van zichzelf dat Hij de waarheid is. Als wij geloofwaardig willen getuigen van zijn aanwezigheid in de Kerk in deze wereld, dan zullen wij de waarheid alle kansen moeten geven en ze zeker niet bedekken met de valse mantel der liefde of in de doofpot opsluiten wat al even laf is. De waarheid zal ons vrij maken! Zeggen we niet aan de kinderen dat ze de waarheid moeten spreken? Houden we hen niet voor dat leugens tot bedrog en nog ergere dingen leiden? En doen we dat als ouders niet omdat we onze kinderen liefhebben en de liefde alle kansen willen geven in hun leven? Waarom hebben we dan zoveel angst van de waarheid in de Kerk? Hebben we zoveel schrik dat we uit elkaars, uit Gods genade vallen als de waarheid aan het licht komt? Ze komt trouwens naar boven en nog wel in alle hevigheid! Omwille van de zogenaamde ‘goede naam’ werd er gezwegen, omwille van de zogenaamde ‘lieve vrede’, moesten slachtoffers zwijgen en hun plan maar trekken met het grove onrecht dat hen werd aangedaan. En als ze als spraken, werden ze niet gehoord, zelfs van laster beticht! Hoe ver kunnen we afstaan van het evangelie, van de waarheid, van Christus?

Bovendien is het vals om te denken dat we de pagina kunnen omdraaien. We vergeten immers te vlug en leren te traag uit onze fouten. Slachtoffers van slavernij of van de jodenhaat werden ook doodgezwegen, folteringen en moord werden toegedekt en als ze eindelijk hun verhaal konden uitschreeuwen als een kreet om meer menselijkheid. Werden ze verdacht gemaakt, monddood, uitgestoten. En zoveel jaren later wordt hun lijden door sommigen geminimaliseerd of zelfs ontkend! Neen, laat de slachtoffers maar spreken. Laat de schaamte maar toe want het is gebeurd en het gebeurt nog. We mogen geen angst hebben van de waarheid want alleen de waarheid maakt ons vrij. Ook als ze pijnlijk en bitter klinkt, ze opent de weg naar een eerlijkere beleving van het evangelie en een waarachtiger getuigenis van Christus. In de slachtoffers mogen wij Hem ontmoeten, want “wat gij aan de minsten der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan Mij gedaan”! Als wij oprecht en geloofwaardig Kerk van Christus willen zijn, zullen wij de slachtoffers moeten omhelzen en meer liefde betonen door naar hen te luisteren, ons hart te laten raken en beschaamd te zijn dat dit door zogenaamde kerkmensen is gebeurd. Dit niet vergeten, nooit vergeten, hoort bij het helingsproces van alle slachtoffers, ook diegenen die door dit alles diep gekwetst zijn.