Hij werd herkend

‘Hij werd herkend’

Na de verrijzenis van Jezus, verschijnt Hij gedurende veertig dagen aan de leerlingen, telkens op de eerste dag van de week, onze zondag. Wat opvalt is dat de leerlingen traag tot geloof komen! Het lege graf is voor hen niet voldoende om te geloven dat de Heer verrezen is. het was ook niet voldoende zich te herinneren dat Jezus dit bij laven al gezegd had: ‘Op de derde dag zal ik verrijzen’. Het was niet voldoende voor de leerlingen dat de vrouwen kwamen zeggen dat het graf leef was. Het was ook niet voldoende dat Maria Magdalena op vraag van Jezus aan de leerlingen ging vertellken dat zij Hem had ontmoet en dat Hij verrezen was… Het zal nog vaak onvoldoende zijn om tot geloof te komen! Herinneren we maar aan Thomas die het uitroept: ‘Als ik mijn vingers niet in de wonden kan leggen en in zijn zij, zal ik zeker niet geloven’…wat een contrast met zijn belijdenis: ‘Mijn Heer en mijn God’, als Jezus als de verrezen Heer voor hem staat en zegt: ‘Bezie mij en leg uw vingers in de wonden die de nagels hebben gemaakt’.

Telkens echter, wordt de Heer ‘herkend’ door de leerlingen, al duurt het soms lang. Zoals bij de Emmaüsgangers. De vreemdeling die met hen gaat wordt pas ‘herkend’ als de verrezen Heer als Hij het brood voor hen breekt. ‘Herkennen’ is het woord dzt gebruikt wordt. Maar niet op het eerste zicht. Er moet een geloofsblik bij te pas komen al vorens ze de verrezen Heer herkennen en zich verheugen over zijn aanwezigheid. Is dit ook bij ons niet het geval? Hoe vaak gaan we achteloos voorbij aan de ‘vreemdeling’ die met ons gaat en die Jezus is? Hoe vaak vieren wij de eucharistie en herkennen wij Hem niet aan het breken van het brood? Hoe vaak toont Hij ons zijn wonden en nodigt Hij ons uit om Hem te zien en te betasten, maar geloven we niet?

Zoals de leerlingen destijds, zijn ook wij vandaag traag van geloof. Het is ook niet gemakkelijk: geloven zonder te zien! Maar zelfs als Hij zich toont, blijkt het nog moeilijk te zijn voor ons om ons over te geven aan Hem. Geloven blijft immers niet staan bij het herkennen, het gaat verder en dieper. Het vraagt overgave, zoals bij Maria die zegt: ‘Mij geschiede naar uw woord’. Het vraagt engagement om vanuit dit geloof ook te leven, te spreken, te handelen. ‘Wat gij aan de minste van de Mijnen hebt gedaan, hebt ge aan Mij gedaan’, zegt Jezus. Dat gaat verder dan herkennen en belijden, dat zakt tot in onze handen en voeten en zet ons op weg naar elkaar. Die stap is er bij de leerlingen ook maar gekomen toen zij op de vijftigeste dag na Pasen de heilige Geest ontvangen. Toen werd alles duidelijk, werden de woorden van Jezus helder herinnerd, werden zij verkondiging en blijde boodschap. Toen werd hun roeping en zending helder en duidelijk en vonden zij de moed om angst en twijfel af te leggen en in het spoor van Jezus te gaan. Zonder de heilige Geest waren zij niet in staat hun zending op te nemen, zonder de heilige Geest zijn ook wij niet bekwaam om in Jezus te geloven en dit geloof te belijden en te beleven.

God heeft dus geduld met de leerlingen van toien en die van nu. Goddank! En in zijn geduld komt Hij voortdurend naar ons toe. Laten wij Hem herkennen in het breken van het brood, in het woord dat Ghij spreekt, in de gemeenschap die wij vormen, in de armen en verdrukten, in ieder mens waarin Hij is opgestaan en leeft.