Troost!
De eerste lezing van de tweede adventszondag begint met de woorden: ‘Troost, troost toch
mijn stad – zegt uw God – spreek Jeruzalem moed in, roep haar toe dat haar straftijd voorbij
is, dat haar ongerechtigheid vergeven is.’ Woorden die horen bij de oproep tot bekering die
Johannes de Doper verkondigt om ons voor te bereiden op de komst van de Heer.
Het is heilzaam en terecht dat wij ons bewust zijn van het onrecht dat wij bedreven hebben.
De Kerk dient hierin het voorbeeld te geven want ook binnen haar rangen is heel wat
ongerechtigheid gebeurd. Denken we maar aan het machtsmisbruik waarvan vooral
kinderen het slachtoffer zijn geworden! Commissies zoeken nu uit wat had moeten
gebeuren, wat gebeurd is en wat beter kan. Voor sommigen vormt dit een bedreiging,
vinden dit overdreven en relativeren de fouten. Anderen leggen dan weer de nadruk op het
vele goede dat er ook gebeurd is. Iedereen probeert om te gaan met de verdachtmakingen,
de veroordelingen, de schande.
De verontwaardiging is groot, maar ze wordt nog groter wanneer we de Schrift lezen, God
aan het woord laten in ons leven en in ons kerk-zijn. Hij gaat nog veel verder in zijn oordeel!
Vooraleer er van vergiffenis en verzoening sprake kan zijn, is een straftijd nodig die ons
bewust maakt van de ernst van de zonden, maar ook bewust van wie God is en wie wij als
zijn veelgeliefde kinderen mogen zijn. Om de scherpte van de zonde te zien en te erkennen,
dienen wij de blik van God over dit alles toe te laten en zijn oordeel. Onze verontwaardiging
wordt dan een heilige verontwaardiging en die gaat dieper dan wat aan de oppervlakte
wordt ervaren, die raakt onze identiteit, ons wezen, ons hart als gelovige en als christenen.
Die straftijd staat echter niet op zich, slaat zelfs niet op de eerste plaats op het verleden en
op wat er fout in was, maar vooral op de toekomst: troost, troost mijn volk!
Om uitdrukking te geven aan deze heilige verontwaardiging om de fouten in de Kerk, om
troost te bieden aan de slachtoffers en allen die met hen verbonden en begaan zijn, om
waakzaam te blijven dat dit niet meer gebeurt, hebben wij een grote traan op het
genadebeeld aangebracht. De traan van de verontwaardiging en het verdriet van de Heer en
van Maria bij dit alles. Onder het rood van de passie licht een van de oudste christelijke
symbolen op: het anker. Het staat voor de geloofsbelijdenis: ik geloof in de Vader, de Zoon
en de Geest. Daartoe willen wij ons bekeren, telkens opnieuw, daarin kunnen wij redding,
heling en heiliging vinden en ontvangen. Maar eerst dienen wij het verdriet ernstig te
nemen.
Bij de bijeenkomst met de vrijwilligers van onze parochie en het bedevaartsoord hebben wij
die traan aangebracht en het volgende gebed uitgesproken.
Heer,
Wij danken U omdat gij uw liefde voor ons en alle mensen hebt geopenbaard in uw woord.
Wij danken U vooral omdat uw woord vlees en bloed is geworden in Jezus uw Zoon.
In Hem zien wij hoe krachtig uw woord is wanneer het wordt gehoord en gedaan.
Wij danken U omdat wij in de kracht van uw heilige Geest zo mogen leven, zo wonderlijk
gewoon, de overvloed van uw liefde gul delend met elkaar.
Wij smeken U, vergeef ons als wij met onze woorden en daden uw liefde kwetsen,
misbruiken, verraden, verloochenen.
Met een vermorzeld en vernederd hart staan wij voor U,
De ogen geopend voor de misdaden, de wreedheden, het onrecht, het leed dat uw
veelgeliefde kinderen in uw naam werd aangedaan, en dat wij zolang niet hebben willen,
kunnen, mogen, durven zien.
De oren geopend voor de luide en stille kreten van pijn en woede van veel te veel
slachtoffers wiens leven werd verkracht en vernield door pervers egoïsme en macht, en
waarvoor wij zolang te doof zijn gebleven.
Gij hebt hen altijd gezien en gehoord en nog meer bemind.
Maar wij hebben U alleen gelaten, zoals in de hof van olijven, tranen van bloed hebt gij
geweend, alleen. Onder het kruis heeft Maria geweend. Onder dat van U en dat van zovelen
die zich verlaten voelen: mijn God, mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten? Uw gebed klinkt
nu even schrijnend en bitter.
Geef ons de deemoed en de moed om te zien en te horen, te beminnen in woord en in daad
opdat uw overvloed van liefde weer mag stromen in gerechtigheid, waarheid, berouw,
boete, heling en verzoening in Christus, onze Heer.