Vol verwachting klopt ons hart!

Vol verwachting klopt ons hart!

Enkele jaren geleden werden sommige woorden hertaald in het Onzevader.  Bij die gelegenheid heeft men ook het embolisme opnieuw onder de aandacht gebracht. Het embolisme is het gebed tussen het Onzevader en de doxologie ‘Want van u is het koninkrijk’. Dit gebed gaat terug tot de eerste eeuwen van het christendom en is opgebouwd rond de laatste bede van het Onzevader nl.: ‘maar verlos ons van het kwade’. We bidden in het embolisme dat God ons bevrijdt van het kwade, dat Hij ons vrede schenkt en dat wij vanuit die vrede hoopvol uitkijken naar de wederkomst van Jezus Christus!

Dat we vieren met een blik op de toekomst blijkt ook uit de acclamatie die het volk zingt na de instellingswoorden: ‘Heer Jezus, wij verkondigen uw dood en wij belijden  tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.

Ik zou nog andere voorbeelden uit de viering van de liturgie kunnen geven waaruit blijkt dat we als christenen de wederkomst verwachten. Beleven we ons christen-zijn echter als een hoopvol wachten op de wederkomst van de Heer?

De advent is de uitgelezen tijd van het liturgisch jaar om hierover na te denken en dit aspect van ons geloof verder te ontdekken. De lezingen in de liturgie van de advent nodigen ons enerzijds uit om ons voor te bereiden op de komst van Jezus bij zijn geboorte met kerstmis. Anderzijds willen zij ons hart verlangend laten uitkijken naar zijn wederkomst op aarde om alles te voltooien.

Jesaja vertelt ons vier zondagen lang over hoe het zal zijn als de Messias komt om alles nieuw te maken. Wij mogen wandelend in het licht van de Heer opgaan naar Hem. (Jes 2,5) Alle naties komen van heinde en ver naar het huis van de Heer waar niemand meer kwaad doet en alles vervuld zal zijn van liefde voor God. (Jes 11,9)  De dorre vlakte zal bloeien en allen zullen we de glorie van de Heer aanschouwen. (Jes 35,1)

Wanneer dit zal gebeuren weten we niet, maar Jezus vraagt ons wel om waakzaam te zijn. Op de eerste adventszondag roept Hij ons op: Weest ook gij dus bereid, omdat de Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht.’ (Mt 24,44).

De apostel Paulus was ervan overtuigd dat die wederkomst spoedig zou gebeuren. Hij vergelijkt het met de nacht die ten einde loopt en de dag die dan aanbreekt. (Rom 13,12).

Daarom ook spoort hij de lokale gemeenschappen aan om zich te ontdoen van de werken der duisternis en zich te onthouden van braspartijen en drinkgelagen, ontucht en losbandigheid, van twist en nijd. (Rom 13,13)

Met vallen en opstaan houden christenen zich daaraan om klaar te zijn als de Heer wederkomt. Niet uit angst, maar omwille van de ernst van het evangelie. Niet vreesachtig, maar waakzaam in de liefde.

In de advent worden wij hierbij geholpen door Johannes de Doper die niet alleen oproept, maar de Messias ook aanwijst. Daarnaast zijn er ook Elisabeth en Zacharias, de ouders van Johannes de Doper die openstaan voor het woord van de Heer en die getuigen dat voor God niets onmogelijk is. Nog dichter bij Kerstmis staan Maria en Jozef gelovend, verachtend en ontvangend de volle maat van Gods liefde in Jezus.

Waakzaam zijn in de liefde is wat deze adventsfiguren doen en zij ontvangen de volle maat van Gods liefde. Als de woorden van de profeten ons wat ‘hoog’ in de oren klinken, dan zijn deze eerste getuigen van de komst van de Messias met Kerstmis eenvoudig genoeg om ons de hand te reiken en vooral ons hart te raken en te vervullen van hoop op de wederkomst van de Heer.

Geert Narinx